In 484 v.C. begon de opvolger (Xerxes) van de koning van Perzië Darius, met de voorbereidingen voor een nieuwe grote aanval op Griekenland. Als gevolg daarvan sloten Korinthe, Sparta en Athene onder leiding van Sparta de Anti-Perzische Bondgenootschap of Helleense Bondgenootschap.
In 480 v.C. vielen de Perzen opnieuw aan en versloegen de troepen van Leonidas in de eerste slag in het noorden van Griekenland, bij Thermopiles, en baanden zich zo een weg naar Attica. Zodra ze het wisten, besloten de Atheners hun huizen en alles achter zich te laten om heel Attica te ontruimen. Ze zouden naar de zeestraat van Salamina gaan om de beslissende slag te leveren. De Perzen brandden bijna heel Athene af en wat nog overeind stond, werd op de terugweg uit Boecia vernietigd. In de zeestraat hadden de behendige schepen van Athene echter betere kaarten dan de Perzen en ze sloegen spoedig op de vlucht. Deze keerden vervolgens terug naar het noorden van Griekenland, waar ze opnieuw een vreselijke nederlaag leden. De gevechten in de vlakte van Plataea onder leiding van de Spartaan ‘Pausanias‘ duurden enkele weken. Tegelijkertijd versloeg een Griekse marine-eenheid de rest van het Perzische leger in Mycale, het schiereiland tegenover Samos, waarmee definitief een einde kwam aan het Perzische gevaar.
Na de overwinning liepen de meningen van de leden van de Helleense Alliantie volledig uiteen. De Spartanen wilden terugkeren naar het vasteland en hun activiteiten in Klein-Azië staken. De Atheners voelden zich erg aangemoedigd en boden zich aan om de steden van Klein-Azië te beschermen. Dit waren de kiemen van het toekomstige zee verbondgenootschap van Attica dat de basis zou vormen van de grote macht die Athene in de 5de eeuw v.C. bereikte. In 479/480 v.C. bouwden de Atheners een muur rond Piraeus en Athene zonder de goedkeuring van Sparta. Dit veroorzaakte de eerste onenigheid tussen de twee steden.