Migraties en veranderingen tijdens de Donkere Tijd
De tijd tussen de val van de Myceense wereld en het begin van de 8e eeuw v.C. wordt de Donkere Tijd genoemd. Dit wordt de donkere tijd genoemd omdat er uit deze jaren zeer weinig bekend is, aangezien er niet veel vondsten of culturen zijn ontdekt. Wat zeker is, is dat kunst en handwerk in de vergetelheid raakten, dat het schrift of wetenschappelijke systemen verloren gingen en dat de mensen zich alleen op de essentiële dingen concentreerden. Migraties en veranderingen zijn de hoofdrolspelers van deze eeuwen.
De term ‘grote’ of ‘Egeïsche’ Migraties wordt gebruikt om de volksverhuizingen aan te duiden die begonnen in de 13e eeuw v.C. en ongeveer 300 jaar duurden om uiteindelijk hun definitieve vestiging te vinden in het noordwesten van Griekenland en de Dorische gebieden. Aangezien de Doriërs talrijker waren, worden deze migraties ook wel Dorische migraties genoemd. De Doriërs vestigden zich in de Peloponnesos, Kreta en de zuidelijke eilanden van de Egeïsche Zee. Ze stichtten vier Dorische dorpen die later bekend zouden worden als Sparta.
In de 11e eeuw v.C. ontstonden de eerste nederzettingen op de westkust van Klein-Azië. In het noorden waren de Aeoler, in het midden de Ionische en in het zuiden de Dorische. Aangezien de Ioniërs de grootste groep vormden, staat deze tweede reeks migraties bekend als de Ionische Migraties.
In het algemeen was het vestigen van een nederzetting mogelijk op plekken waar geen overdreven macht van iemand anders was. Hierdoor konden de groepen zich concentreren op de opbouw van de gemeenschap en niet op de verdediging. Cyprus speelde toen een belangrijke rol als overslagcentrum voor de handel.