Vaak verward met anjanas, bestonden ze in heel Spanje. Personages van de legende blijven over van de Saraceense legers. Zij vertrokken naar het noorden en gekerstend of niet, ze zijn allemaal betoverd.
Het zijn vrouwen die de Saraceense legers vergezelden en toen ze zich terugtrokken, verslagen in de bergen, werden ze in angst achtergelaten en bewaakten soms schatten die de Moren bij hun invallen hadden bemachtigd. Sindsdien, betoverd en geketend aan de grotten door de ketenen van de angst, komen ze alleen naar buiten op nachten van de volle maan, om water te zoeken terwijl ze droevige liederen zingen. Soms hebben ze geen andere keus dan naar beneden te gaan naar de huizen om voedsel te halen, waarvoor ze vroeger op zondag profiteerden.
Sommige Moorse prinsessen bewaken schatten. Vooral de prinses van de Cueva de la Quilama, die men tijdens de nacht van San Juan kan horen jammeren, en als iemand durft te proberen de schatten te bereiken, verdwijnen ze, sterven ze, of worden ze gek.
Soms is de mora niet betoverd, maar verantwoordelijk voor de vorming van enkele opvallende morfologische herkenningspunten. Zo is er een heuvel in Avila, genaamd de heuvel van “El Berrueco” die, volgens de legende, afkomstig is van het zand dat een Moorse koningin die er rondliep van haar sandalen aftrok. Bovendien, als er niet uitdrukkelijk wordt gesproken over betoverde Moorse vrouwen, noch over verschijnselen die door hen in het leven worden uitgelokt, worden de Moren (Saracens) om talloze schatte op te noemen men die zij verborgen hebben en die wachten op degenen die ze kunnen bemachtigen.