De anjana (jana is de benaming voor tovenaressen in de Middeleeuwen) is een mythologisch personage uit Noord-Spanje, met name Cantabrië en Asturië. Anjana’s kunnen goed, slecht en ondeugend zijn.
De goede anjanas verschijnen omgeven door een gloed of een stralenkrans waardoor ze niet goed te zien zijn. De meeste getuigenissen spreken echter van kleine en mooie vrouwen, met een fijne, bleke huid, los haar en lange, wijde, lichtgekleurde tunieken. Zij droegen zilveren schoenen, blootsvoets of met albarcas, droegen vaak bloemkronen (natuurlijke en zilveren) en een hazelaarstok in de hand die aan het uiteinde verlicht kon worden. Vaak dragen ze een ster op hun voorhoofd om hun pracht en praal te vergroten. Ze worden meestal geassocieerd met beboste en waterrijke plaatsen. Typisch voor landbouwgemeenschappen verlaten zij hun schuilplaats in mei, wanneer het vee naar de bergen trekt, en keren eind september terug naar San Miguel. Op dat moment, wanneer zij terugkeren naar hun schuilplaats, laten zij enkele van de zilveren bloemen van hun kroon achter tussen de struiken, om geluk en voorspoed te brengen aan degenen die ze vinden. Ze verlaten hun schuilplaats ook op belangrijke data, zoals Kerstmis, Pasen, of wanneer iemand met een goed hart hun hulp nodig heeft. Maar de favoriete tijd voor de Anjanas om naar buiten te komen is de ochtend van San Juan, wanneer de Duivelspaarden terugkeren naar hun schuilplaats.
De hulp van de Anajanas werd vooral gevraagd als het nodig was om iets of iemand te vinden die verloren werd gewaand. Dit soort Anajanas, altijd vriendelijk en barmhartig, dansen graag in groepen in het maanlicht, net als de Keltische elfen. Ze dansten in groepen, en als ze klaar waren creëerden ze prachtige bloemenpaden. Er wordt ook gezegd dat ze een geur van aromatische planten verspreidden en een zachte en zoete stem hadden die hun vreugde of verdriet kon verspreiden. Hun liederen konden de dag opfleuren of verduisteren, en daarom vroegen de mensen hen vaak om het soort lied te veranderen, afhankelijk van of er regen of zonneschijn nodig was.
De anjana wordt gevormd door de vereniging van verschillende mythologische karakters: het gouden haar, als dat van Diana, haar muziek als die van de Muzen en haar dansen als die van de Nimfen. Maar dit karakter kon in de tijd niet standhouden zonder een kerstening, die het voortbestaan ervan mogelijk zou maken en het zou bevrijden van de aanvallen op het zogenaamde “bijgeloof” door de christelijke kerk. Er wordt bijvoorbeeld gezegd dat op Goede Vrijdag alle anjana’s zwarte mantels droegen en hun haar verborgen onder askleurige sjaals ter ere van de dood van Jezus.
Er waren ook ondeugende anjanas. Soms dronken ze de melk van het vee, andere keren vielen ze de dieren lastig en stoorden ze, stalen ze de honing uit de bijenkorven of de eieren uit de kippenhokken. De bekendste is de injana van de Aras vallei.
Er was een groep kwaadaardige anjana’s, die de tijd uit het geheugen heeft gewist. Ze hadden een verkleurd of geel gezicht, met groene ogen en slechts één lange, scherpe tand. Ze droegen wijde zwarte mantels, versierd met vleermuisvleugels, een dier dat samen met kraaien hun gebruikelijke metgezel was. Ze spraken niet, maar loeiden. Aan hen danken we het bestaan van de brandnetels in de bergen. Hun verschijning voorspelde tranen en verdriet, en lange winters.